Mijn droom
Een groot deel van mijn leven hield ik mij bezig met allerlei zieken en ziekten op dit eiland. Het woord preventie kwam wel in mijn woordenboek voor, maar ik gebruikte het zelden. Eigenlijk was het uitstrijkje het enige dat ik bijdroeg aan preventie. De vaccinaties werden door de GGD gedaan en de mammobiel spoorde borstkanker op. Voedingsadviezen hadden meestal een teleurstellend resultaat. Het bevolkingsonderzoek darmkanker bestond nog niet en een condoomautomaat was er niet in Oosterend (al wilden de assistentes dat ik er een aan de gevel zou hangen; dat leek mij toen voor het jeruzalem van Texel een stap te ver).
Nu ik echter uit het medische beroepsregister ben uitgeschreven en dientengevolge geen medische handelingen meer mag verrichten, en gezien de komst van het SARS-CoV-2, verplaatst mijn focus zich langzamerhand – eindelijk, zeggen sommigen – naar preventie. Preventie van COVID-19 dus, de ziekte die het nieuwe virus veroorzaakt.
Een belangrijke aandoening die de ernst van de ziekte mee kan bepalen (COVID-19 kent vele complexe factoren!) is het zgn. metabool syndroom. Metabool is stofwisseling en syndroom is een cluster van symptomen die bij een aandoening behoren. Het gaat hier dus om een verstoring van de stofwisseling. De bijbehorende symptomen zijn o.a. hoge bloeddruk, overgewicht, verstoorde vethuishouding en diabetes type 2. Dagelijkse kost in de huisartsenpraktijk met, tot onze grote ongerustheid, een stijgende tendens, ondanks alle interventies.
Insulineresistentie
De oorzaak van het metabool syndroom is insulineresistentie, oftewel onze cellen zijn langzamerhand minder of helemaal niet meer gevoelig geworden voor insuline, het hormoon dat onze inwendige suikerhuishouding mee reguleert. En daar is wat aan te doen, wist ik. Om de gevoeligheid voor insuline te vergroten, dienen we onze inname van suiker drastisch te verminderen. Dat klinkt eenvoudiger dan het is, want “overal” zit suiker in tegenwoordig. Nauwkeuriger is het om te stellen dat we de inname van koolhydraten drastisch moeten verminderen. Ofwel koolhydraatarm of nog strenger = keto gaan eten. Daar is inmiddels veel over te vinden op internet, bijvoorbeeld: https://hoewordje100.nl/ en https://thenewfood.nl/
Die insulineresistentie kom je meestal pas op het spoor als het te laat is: als je hoge bloeddruk ontdekt, of diabetes. Dat overgewicht hebben we dan al een tijdje en daar hebben we mee leren leven. Maar wanneer zo’n symptoom zich presenteert, zijn we al vele jaren insulineresistent, soms wel 20-30 jaar! Die verminderde gevoeligheid zou je kunnen meten aan de hoeveelheid insuline in het bloed: het lichaam produceert insuline tegen de klippen op, maar we zijn ongevoelig geworden en doen er niets mee. Pas als de alvleesklier, die het insuline aanmaakt, uitgeput raakt, daalt die spiegel en stijgt de suikerspiegel in ons bloed. “U hebt diabetes”, zegt de dokter dan, “of u bent hard op weg”. En dan krijgen we medicijnen om de suikerspiegel te verlagen. Maar wat zou het mooi zijn als we de insulinespiegel al in een vroeg stadium zouden kunnen meten. Dan kunnen we bovengenoemde symptomen van het metabool syndroom voorkomen en daarmee de schade die een verstoorde stofwisseling jarenlang aanricht. Over preventie gesproken.
Wetenschap
Insuline bepalen is moeilijk, zeggen de biochemici. Maar uit het oogpunt van preventie en beheersing van zorgkosten wél de moeite waard, zeggen sommige artsen. Onze eigen firma Philips (niks kwaads over de multinationals!), die de gloeilampen en huishoudelijke apparatuur grotendeels overboord gezet heeft, is bezig met de ontwikkeling van een insulinemeter, die t.z.t. op grote schaal ingezet kan worden. De Meterbolic heet het ding en ik mag samen met binnen- en buitenlandse artsen meehelpen hem voor de praktijk te valideren. Zo’n bepaling is overigens wel een dingetje: reken op vijf vingerprikken in tweeëneenhalf uur, maar levert véél informatie op.
Wie wil is welkom!